Hoofdstuk drie
In de dagen voor volle maan leerden de dames en Bram me wat ik moest doen. Ik hield voor het eerst in mijn leven een wapen vast. Nou ja, het was niets meer dan een simpele stok, maar goed, het was een wapen.
“We hadden meer tijd moeten hebben,” zuchtte Sue geërgerd die me de kunst van het camoufleren probeerde te leren. Daar bleek ik niet zo goed in te zijn. Elke keer als ik een poging deed, had zij me alweer uitgeschakeld.
“Helaas zullen we moeten roeien met de riemen die we hebben,” zei Bram die er bij kwam staan.
“Kan ze niet gewoon thuis blijven?” vroeg Sue. “Dan zal ze ons veel minder van last zijn en voordat de nieuwe volle maan er is, kan ze veel meer trainen.”
Bram schudde echter zijn hoofd.
“Helaas gaat dat niet,” zei hij. “Als een nieuwe herder eenmaal de paarden heeft gevonden, zal hij of zij mee moeten werken. Hoe goed of slecht ze ook is.”
“Dat weet ik, maar is er geen uitstel dat ze later met het werk begint?” liet Sue zich niet zomaar overhalen. Ze was dan wel de kleinste van het stel, ik kon wel goed merken dat ze daar niet mee zat en liet zich zeker horen als ze het ergens niet mee eens was.
“Afspraken zijn afspraken, Sue,” zei Bram streng. “Ze is misschien dan niet goed in het niet zien worden, maar ze kan wel goed met haar stok overweg,” zei hij terwijl hij over zijn zij wreef waar ik hem die ochtend met mijn stok had geraakt. “En ze zal een paard toegewezen krijgen die ze moet beschermen,” voegde hij er geheimzinnig aan toe.
“Auw!” riep Sue ineens en ik lag bovenop haar. Ik had het hele gesprek vanuit mijn verstop plek gevolgd en ze had me al die tijd de rug toegekeerd.
“Wat zei je ook al weer over dat ik me niet goed kan verstoppen?” merkte ik droog op.
“Dat is niet eerlijk,” zei Sue die me van zich afduwde. “Ik was afgeleid, dat zag je toch?”
Ik haalde mijn schouders op.
“Ook als je met iemand aan het praten bent, Sue, moet je waakzaam blijven,” las Bram haar de les. “Je leidde me af, dat is niet eerlijk,” bleef de kleine vinden.
“Denk je dat de slechteriken zich daarmee bezig houden?” hielp Bram haar herinneren. “Die zijn niet zo netjes en zullen er alles aan doen om je bij de paarden weg te houden. Denk daar aan als je zo'n iemand voor je hebt,” eindigde hij zijn uitleg. Sue kon het niet uitstaan. Ik had al eerder die dag gemerkt dat ze met het verkeerde been uit bed was gestapt en dit kon ze er niet bij hebben. Boos duwde ze Bram aan de kant en liep weg. Ik wilde haar achteraan gaan, maar Bram hield me tegen.
“Laat haar maar even,” zei hij. “Die moet even wat stoom afblazen. Ondertussen zal ik je laten zien welke krachten de paarden allemaal hebben.”
Hij bracht me naar de kudde die iets verderop stonden. Ik had in de korte tijd dat ik hier verbleef, gemerkt dat er geen andere huizen in de buurt stonden. Kim had me een kaart van hun land laten zien en uitgelegd dat het eerste dorp zeker een dag reizen was. Ze had ook laten zien waar de velden waren waar iets op verbouwd werden. Alle velden waren van hen en moesten door hun zelf onderhouden worden. Nu was het zomer en was er niet heel veel te doen, maar zodra er geoogst moest worden, zal ik hen daarbij moeten helpen. Anders zou ik niets te eten krijgen, was de regel. Braaf had ik toegestemd dat ik hen zal helpen waar het nodig was.
Nu stond ik voor de kudde die bij één van die velden in de buurt stond. Een paar van hen keken op toen ze ons hoorden aankomen, maar gingen daarna weer verder grazen. Hier en daar lag een paard op de grond weg te soezen terwijl de anderen paarden alles in de gaten hielden. Ze kenden Bram al langer en wisten dat hij geen gevaar voor hen was.
“Kijk,” zei hij en wees een gitzwart paard aan. Hij had een hanger in de vorm van een maan om zijn nek hangen. “Dat is de hengst van de kudde en hun tweede leider. Hij zorgt dat de nacht altijd na de dag komt en dat de sterren met de planeten in de hemel blijven hangen. Die valkkleurige merrie naast hem is de eerste leidster van de groep. Ze is de oudste en weet het meest. Haar taak is om de zon te laten schijnen wanneer dat nodig is. Als de maan voor de zon staat, is zij het meest in gevaar, omdat de zonnestralen haar de kracht geven om te kunnen blijven eten, drinken en staan,” legde Bram uit. Aandachtig bleef ik luisteren terwijl ik de paarden die hij aanwees beschreef.
“Het zwarte paard is van Kim. Alleen zij mag van hem in zijn buurt komen. Ik zou als ik jou was, niet wagen om te proberen bij een ander paard dan jouw paard te aaien, want de meesten tolereren dat niet en delen maar al te graag een trap uit om dat duidelijk te maken,” waarschuwde hij me.
“Wat is jouw paard?” wilde ik weten.
“Ik roep haar wel even,” zei hij en floot met twee vingers.
“Maar net zei je dat ik het niet moest proberen om bij de paarden in de buurt te komen,” hielp ik hem herinneren.
“Dat klopt, maar dat is alleen als je een paard toegewezen gekregen hebt. Als dat nog niet het geval is, kan je gerust een ander paard aaien. Ze zien je dan als algemene herder,” antwoordde Bram.
“Dat is vaag,” vond ik.
“Daar kan ik je geen ongelijk in geven,” zei Bram die toen naar een paard wees dat op ons afkwam. Ze was hazelnoot bruin en had een hanger in de vorm van een klaverblad.
“Zie je wat ik bedoel als we bij een ander paard dan ons paard in de buurt komen?” vroeg Bram me die zijn merrie een aai over haar hals wreef. “Onze paarden worden dan zo jaloers dat ze er alles aan doen om de paarden die aandacht krijgen bij ons weg te jagen.”
Ik knikte begrijpend. Ik was niet zo stoer om het paard van Bram te aaien nu ik gezien had hoe ze naar de andere paarden hapte en schopte om ze bij mij en Bram weg te krijgen.
“Je kan haar gerust aaien hoor,” stelde Bram me gerust. “Kriebel haar maar onder haar kin. Dat vindt ze lekker.”
Ik deed wat Bram me geadviseerd had. De merrie hief haar hoofd iets iet de lucht en deed haar ogen dicht van genot.
“Wat is haar kracht eigenlijk?” wilde ik toen weten.
“Zij zorgt voor het geluk in alle landen die er bestaan. Zij laat de mensen zien dat er altijd een licht is aan het eind van de tunnel ook al is het nog zo donker,” legde Bram met trots uit.
“Dat is een mooie kracht,” was ik het met hem eens. Ik keek om me heen. “Volgens mij hebben alle paarden hier positieve krachten,” merkte ik toen op. “Zijn er ook paarden die slechte bedoelingen hebben?”
keuze 1: Ja die zijn er, ze komen bij volle maan naar de kudde toe
keuze 2: Nee, die zijn er niet.
Het paardendal verhaal - hoofdstuk drie/ deel één |
|
|
Bronnengeen bronnen bekend
Gerelateerde artikelengeen gerelateerde artikelenGekoppelde topicsgeen gekoppelde topicsTagsgeen tags toegevoegdLinksDelen |
Reacties
door Bo1, 27-08-2014 om 15:21:31
Prachtig verhaal. Voor de balans in de wereld is Keuze 1 heel erg logisch. Anders zou er geen geluk en mooiheid in de wereld zijn
door muzzy17, 30-08-2014 om 09:39:11
Keuze1
Vind je verhalen echt super. Ze zijn interessant en maakt me nieuwsgierig je leest er makkelijk doorheen. Je bent echt goed!! |
|